Deze boekjes zijn nog steeds verkrijgbaar

3. Haarlem moet je zien, Centrumstraten en hun namen (8,95) ISBN 978-90-827110-2-8

4. Haarlem moet je zien, 104 Schrijvershuizen (11,95)  ISBN 978-90-827110-3-5

5. Haarlem moet je zien, Centrum (11,95) ISBN 978-90-827110-4-2

6. Haarlem moet je zien, Rondom het centrum (14,95) ISBN 978-94-643755-4-1

7. Haarlem moet je zien, Markant Schalkwijk en zijn straatnamen (14,95) (ook in hardcover verkrijgbaar 20,-) ISBN 978-94-643794-7-1

 

De eerder verschenen deeltjes zijn niet meer beschikbaar

1. Haarlem moet je zien, Centrum (alleen verkrijgbaar in de herdruk Centrum, deel 5)

2. Haarlem moet je zien, Buitenstad (alleen verkrijgbaar in de herdruk Rondom het centrum, deel 6)

 

Hieronder illustraties met bijschriften uit de verschillende deeltjes.

100 centrumstraten

In deze uitgave meer dan 100 straten uit het centrum van Haarlem, sfeervol getekend en voorzien van een toelichting over de herkomst van de straatnaam. 

Botermarkt
In de veertiende eeuw bevond zich op de huidige Botermakt de St.-Ganggolfkapel. Deze vormde destijds een onderdeel van het ernaast gelegen Oude Gasthuis waar zieken werden verpleegd. Op de plaats van dit plein bevond zich in de vijftiende eeuw ook het Gasthuis-kerkhof ofwel het Gangolfskerkhof. Bij de grote brand van 1576 is dit gasthuis afgebrand. In 1583 kreeg deze plek de naam Ossenmarkt. Toen de koe- en ossenmarkt in de tweede helft van de zeventiende eeuw verhuisden naar de Koudenhorn, kreeg deze plaats de naam Nieuwe Botermarkt of Oude Ossenmarkt. Sinds 1681 bevond zich hier de ‘suyvelmarkt’. De naam Botermarkt wordt gebruikt sinds het einde van zeventiende eeuw.

Breestraat
In het begin van de zestiende eeuw heette de straat De Brede Steeg. Pas aan het eind van de negentiende eeuw is de naam veranderd in straat en verbasterde de naam geleidelijk van Brede Straat in Breestraat. De Breestraat komt uit op een vijfhoekig pleintje, waaraan deze stadsbuurt zijn naam ‘Vijfhoek’ dankt. Het pleintje maakt deel uit van de Lange Raamstraat. Behalve de Breestraat komen op de pleintje ook de Wolstraat, Drapenierstraat en de Lange Boogaardstraat uit.

Ceciliasteeg
De straat is vernoemd naar het klooster van St. Cecilia, dat al in 1418 bestond. Het is ontstaan uit de samenwoning van vrouwen die de derde regel van St. Franciscus volgden, de zogenoemde tertiarissen. Het klooster bevond zich tussen de Proostensteeg, nu Morinnesteeg, en Jansstraat. Het linnenweversgilde verleende de zusters in 1438 een vergunning om tien weefgetouwen gaande te houden. In 1467 gingen de zusters over tot de Augustijnerorde. Kort na de Reformatie in 1581 werden alle katholieke kerken en kloosters in de stad onteigend. De nonnen mochten er echter tot 1592 blijven. Toen verhuisden de laatste zes nonnen naar een pand op het Begijnhof.

Cornelissteeg
Deze steeg is vernoemd naar het St.-Cornelisgasthuis dat aan de Grote Houtstraat lag en over een kapel beschikte waarvan de toegang aan het Klein Heiligland lag. In 1581 kreeg de stad Haarlem het gasthuis en de kapel in bezit. Het gasthuis is toen verkocht aan een particulier.
Over de straatnaam is lang discussie geweest, tot ver in de vorige eeuw. In mei 1930 kreeg de steeg de naam Agathastraat. Maar een maand later werd het besluit al weer ingetrokken omdat de bewoners het woord steeg wilden vervangen door straat. De stad kon echter geen gehoor geven aan dit verzoek omdat er elders al een Mr.-Cornelisstraat was.

Drapenierstraat
Een drapenier wordt ook wel lakenreder of lakenwever genoemd. Drapenier is afgeleid van het Franse woord drap, dat wollen weefsel betekent. De drapenier was in de regel een ondernemer die een groot aantal kleine ondernemers aanstuurde, zoals wevers, volders (een volder zorgde voor het vervilten van een wollen weefsel) en ververs. Zij werkten meestal vanuit huis. Tussen 1572 en 1630 vluchtten meer dan 100.000 mensen uit de Zuidelijke Nederlanden naar het noorden. De nieuwkomers waren orthodoxe protestanten die in hun land werden onderdrukt. De Vlaamse linnenwevers, textielhandelaren en blekers hadden een voorkeur voor Haarlem en Amsterdam. Zo ontstond er in de Vijfhoek een bloeiende textielindustrie.

Frankenstraat
Men veronderstelt dat de naam van deze straat afkomstig is van het beeld van Sint Franciscus dat op de hoek bij de Frankenbrug over de Oude Gracht gestaan zou hebben. Maar reeds in de 14e eeuw komt de naam Vrankenstege van Kyeten voor. Het ligt meer voor de hand dat de straatnaam is afgeleid van deze familienaam. In de zestiende eeuw sprak men van de Vrankenstege. Het bekendste lid van de familie Vrankenstege van Kyeten was Claes, de reus van Spaarnwoude die in de dertiende eeuw zou hebben geleefd. Hij zou maar liefst 269 cm lang zijn geweest. In de buitenmuur van het kerkje van Spaarnwoude zijn twee stenen gemetseld die de spanwijdte van zijn armen aangeven. De reus van Spaarnwoude figureert in het boek de Gijsbrecht van Amstel van Joost van den Vondel.

Hooimarkt
De Hooimarkt begint bij de Zandersbrug en loopt ter hoogte van de Parklaan over in de Friese Varkenmarkt. De Hooimarkt verbindt de twee grachten die in de zeventiende eeuw werden gegraven in wat toen de Nieuwstad werd genoemd. Dit was de stadsuitbreiding waarvoor in 1627 door het stadsbestuur opdracht was gegeven. De middeleeuwse stadsmuren verdwenen en er werd noordelijker een omwalling met bastions gebouwd. Op de hoek van de Hooimarkt en de Nieuwe Gracht bevindt zich het hofje van Noblet. Het fraaie huis op de hoek doet dienst als regentenhuis. In de achttiende eeuw wordt de Hooimarkt nog Buyten Spaerne genoemd. Maar sinds het begin van de negentiende eeuw spreekt men van Vriessche Varkenmarkt of Hooimarkt. Sinds 1828 heet het stuk tussen Nieuwe Gracht en Parklaan officieel Hooimarkt. Op de Friesche Varkenmarkt werden varkens verkocht die over water vanuit Friesland werden aangevoerd.

Houtmarkt
Oorspronkelijk heette dit stuk langs de oostelijke kant van het Spaarne Langedijk. Het ligt in het verlengde van de Korte Dijk. De markt waar het hout werd verhandeld bevond zich toen aan de overzijde bij het noordelijke deel van de Koudenhorn. Daar bevond zich in de achttiende eeuw het Grote Diaconiehuis, nu hoofdbureau van politie. Rond het begin van de negentiende eeuw wordt dit deel langs het Spaarne ook Stroomarkt genoemd. Daarnaast spreekt men dan van Houtmarkt.
Langs de oostelijke zijde van het Spaarne bevond zich een reeks houthandels.

Kerkstraat
De Nieuwe Kerk is een van de meest bijzondere kerkgebouwen die na de reformatie voor de protestantse eredienst in ons land zijn gebouwd. De toren is van de hand van Lieven de Key, neergezet tussen 1613 en 1616 in de decoratieve stijl van de Hollandse renaissance. De toren is rijk geornamenteerd. Jacob van Campen tekent voor de strenge classicistische ontwerp van het kerkgebouw, dat in 1649 aan de toren is gebouwd. Het staat op de plek waar de krappe gotische Sint-Annakapel stond die tijdens de Spaanse belegeringen zodanig beschadigd was dat hij gesloopt moest worden. Van Campen tekende ook voor het stratenplan rond de nieuwe kerk. De verbinding van het plein met de Grote Houtstraat kreeg de naam Nieuwe Kerkstraat. Rond 1800 sprak men hier al van Kerkstraat.

Korte Spaarne
Het Korte Spaarne is een kort stukje kade tussen de Kortebrug en de Gravestenenbrug ofwel de Burgwal en de Wijde Steeg.

Damstraat
De Damstraat loopt vanaf de rivier het Spaarne tot aan de Lange Veerstraat, het Klokhuisplein en de Oude Groenmarkt tegenover de Grote of Sint-Bavokerk. Hier zou vroeger een beek hebben gelopen waarvan sporen gevonden zijn in de Jacobijnestraat en de Oude Groenmarkt. De beek was in de Jacobijnestraat en de Damstraat overbouwd en op de Oude Groenmarkt overwelfd. Er bevinden zich nu veel monumentale panden in de Damstraat zoals het Teylers Fundatiehuis, onderdeel van het nabij gevestigde Teylers Museum, en de zestiende eeuwse Waag bij het Spaarne. De naamgeving kent verschillende verhalen. Meest waarschijnlijk is dat de oever van beek aan de noordzijde is versterkt met een dam of dijk zodat bebouwing mogelijk werd.

104 Schrijvershuizen

In deze uitgave 104 schrijvers die op een of andere manier verband hebben met Haarlem. Omdat ze er geboren zijn, gestudeerd hebben of tijdelijk of langdurig gewoond hebben.

Haarlem moet je zien - 104 Schrijvershuizen
Uitgave: svdb beheer bv, Haarlem 2019
Samenstelling, illustraties: Sak van den Boom
Vormgeving: Idje van den Boom
Auteursrecht © voorbehouden aan svdb beheer bv, Haarlem
ISBN/EAN: 978-90-827110-3-5

Zonnelaan 17

In het Haarlems Dagblad van 8 juni 1937 lezen we dat Godfried Bomans zich in 1943 na een rusteloze omzwerving langs talloze studentenadressen aan de Zonnelaan 17 in Haarlem vestigde. Hij zou er tot 1961 wonen. De Zonnelaan ligt in de Haarlemse wijk Tuinwijk-zuid, ontworpen door Van Loghem. Van Loghems voornaamste inspiratiebron voor de opzet van Tuinwijk Zuid is ongetwijfeld de Engelse tuinstadbeweging. Bij dit model voor stedelijke ontwikkeling wordt ernaar gestreefd om de arbeidersbevolking te bevrijden uit de toenmalige misère van de industriële metropool. De bebouwing is geïnspireerd door de kubistische architectuur. De woningen hebben een gemeenschappelijke openbare binnentuin. Deze is bedoeld om de saamhorigheid van de bewoners te stimuleren.

Bakenessergracht 13

Willem Bilderwijk heeft op meer plekken in Haarlem gewoond. Zoals aan de Bakenessergracht. Het pand heeft een trapgevel. Van de toppinakel resteert slechts een deel. De gevel heeft een leeuwenmasker dat op een console rust. De kruisvensters van de bovenste verdieping hebben glas in lood. De deur heeft een houten omlijsting met bovenlicht. Naast de deur een smal boogvenster. De ontlastingsbogen boven deur en vensters hebben een Haarlemse vorm. Dat kun je zien doordat ze niet volledig rond zijn maar in de top een knik hebben. Schrijver, dichter, geschiedkundige en advocaat Willem Bilderdijk stierf in Haarlem op nummer 11 aan de Grote Markt.

Anna van Burenlaan 47
De structuur van het stukje Haarlem met de Anna van Burenlaan is bepaald door de onderliggende strandwal en het veengebied dat aan het Zuider Buiten Spaarne grenst. De Crayenestervaart vormt de zuidgrens van dit gebied. Het is een oude waterloop. Leonard Springer ontwierp het stratenpatroon. Kenmerkend zijn de min of meer evenwijdige lanen die met een gebogen verloop op het westelijk deel van de Churchilllaan aansluiten. Nadat Zuiderhout in 1927 van Heemstede naar Haarlem is overgegaan, worden de bebouwingsrichtlijnen aanvankelijk ruimer gehanteerd; vooral aan en direct nabij de Anna van Burenlaan worden rijtjes van drie tot negen woningen gebouwd. Anna van Buren, gravin van Egmond (1533-1558) was de eerste vrouw van Willem I, Prins van Oranje.

“In dit huis is het allemaal gebeurd”, schrijft Harry Mulisch (1927-2010). “Daar beleefde ik de oorlog. Daar schreef ik mijn eerste verhalen en romans. Daar ging ik voor het eerst met een meisje naar bed.” Mulisch woonde in dit huis van medio 1941 tot ver in 1955. Mulisch was zoon van een Oostenrijks-Hongaarse vader en een Duits-Joodse moeder. Hij groeide op tijdens de Tweede Wereldoorlog, die een sterke invloed op zijn schrijverschap heeft gehad. In 1952 verscheen zijn eerste roman ‘Archibald Strohalm’. Er zullen er vele volgen. Mulisch is een van de belangrijkere naoorlogse Nederlandse schrijvers.

Donker Spaarne 22
Jan Jacob Slauerhoff heeft enige tijd gewoond aan de donkere kant van het Spaarne. Hier hebben vroeger veel bomen gestaan waardoor deze weg langs het Spaarne altijd in schaduw was gehuld. In de zestiende
eeuw werd dit deel langs het Spaarne ook wel Bakenesse Spaerne genoemd. De naam Spaarne kan zijn afgeleid van spier in de betekenis van riet, wat ook voorkomt in Spirnewalt, de oude naam van Spaarnwoude. Anderen herleiden het tot het oud-Noorse sperna waarmee het slaan van het water tegen de oevers wordt bedoeld. Maar net zo goed kan de naam ontleend zijn aan het sparrenbos waar de rivier door heen stroomde.

Jan Jacob Slauerhoff
“In Nederland wil ik niet leven. Men moet er steeds zijn lusten reven. Terwille van de goede buren. Die gretig door elk gaatje gluren.” Uit ‘Verzamelde gedichten’ (1948) van Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936). Hij was een van de belangrijkere Nederlandse dichters en romanschrijvers uit het interbellum. In zijn Haarlemse tijd werkte Slauerhoff als jonge arts tijdelijk in de praktijk van een tandarts en werd zo volleerd scheepsarts. Als scheepsarts zwierf hij voor verschillende rederijen over de wereldzeeën.

Dreef 4
Lodewijk van Deyssel woonde jarenlang tegenover het schelpenpad: Dreef 4, het laatste oude huis voor het Houtplein, of het eerste oude huis van de Dreef. Ter herinnering aan dit gegeven is tegen de gevel een plaquette aangebracht. Van Deyssel bewoonde de kamer met de erker, eerste verdieping rechts. Het huis is in de tweede wereldoorlog voor een belangrijk deel verwoest maar na de oorlog in de oude glorie hersteld. Johan Huizinga (1872-1945) bewoonde hier ook een etage van 1898-1902.

“Voor het Kenau-park te Haarlem kan men nog meer gevoelen dan voor het Florapark. Der oude Hollandsche architectuur, den Amsterdamse Renaissance-huizen ten spijt, hebben grijze gevels alleen reeds hierom iets meer klassieks, omdat zij de kleur der gevels van het oude Athene en het oude Rome gelijken,” schrijft Lodewijk van Deyssel (1864-1952) in 1918 in de Nieuwe Gids (33). Lodewijk van Deyssel
is het pseudoniem voor Karel Johan Lodewijk Alberdingk Thijm. Zijn bekendste werken zijn: ‘Een Liefde’ (1887), ‘De kleine republiek’ (1889), ‘Blank en geel’ (1894) en ‘Het leven van Frank Rozelaar’ (1911).

Frederikspark 10
In dit huis bracht Frederik van Eeden de laatste jaren van zijn jeugd door, tot aan zijn vertrek naar Amsterdam als medisch student. Op het grasveld rechts van het huis staat sinds 1966 een beeld van Mari Andriessen, voorstellend ‘de kleine Johannes’ met zijn hondje Presto en zijn leidsman Windekind. ‘De Kleine Johannes’ is een van Van Eedens bekendere boeken. Het Frederikspark ligt tussen de stad en de Haarlemmerhout, ten noorden van het provinciehuis. Vanaf de middeleeuwen is deze locatie al een speelveld. In 1832 richt J.D. Zocher jr. dit terrein in als Koekamp en wandelpark.

Uit ‘Van de koelen meren des doos’ van Frederik van Eeden (1860-1932): “Tussen vele soortgelijke huizen stond het huis in de stille, bochtige hoofdstraat der stad. Een rijweg van blank-grauwe welgevoegde keistenen in het midden, daarnaast twee voetpaden ven gele gebakken steentjes, dan de hardstenen stoepen en palen met ijzeren staven of kettingen, dan de vensters hoog en saai, met donkeren inkijk, en zelden mensen erachter.” In het begin van de jaren tachtig publiceerde Van Eeden zijn eerste artikelen en blijspelen. Hij werd lid van de letterkundige vereniging Flanor en richtte in 1885 met Frank van der Goes, Willem Kloos, Willem Paap en Albert Verwey het tijdschrift ‘De Nieuwe Gids’ op, dat de spreekbuis van de Beweging van Tachtig zou worden.

Baan
Renate Dorrestein heeft in het begin van haar schrijverscarrière kort gewoond aan de Baan. De naam Baan komt al voor in de veertiende eeuw. De Baan was oorspronkelijk het hele terrein tussen stadssingel en Den Hout, en de Kleine en Grote Houtweg. Eind negentiende eeuw ontstond het Frederikspark en bleef eigenlijk alleen de laan van de oude Baan over. Hij werd Baanlaan genoemd. Uiteindelijk raakte de naam Baan in zwang.“Ik stond in Haarlem Noord op de locatie waar mijn volgende roman zich zou gaan afspelen. ‘Noorder Kinderhuis’ stond er op de gevel gebeiteld,” schrijft Renate Dorrestein (1954-2018) in de inleiding van haar laatste boek ‘Dagelijks werk’ als ze in de Kleverparkbuurt op weg is naar een witgoedwinkel. In 1983 verscheen haar eerste roman, er zouden er nog tientallen volgen. ‘Dagelijks werk’ verscheen in 2018. Daarin vertelt ze over haar schrijverschap.

Centrum

Dit is een herdruk van het eerste boekje dat ik heb getekend. Met vrijwel allemaal nieuwe tekening en 50 extra tekeningen.

Haarlem moet je zien - Centrum
Herziene tweede druk
Uitgave: svdb beheer bv Haarlem 2020
Samenstelling, Illustraties: Sak van den Boom
Vormgeving: Idje van den Boom
Auteursrecht© voorbehouden aan svdb beheer bv, Haarlem

ISBN 978-90-827110-4-2

Botermarkt
Op de plaats van dit plein bevond zich in de vijftiende eeuw het Gasthuiskerkhof ofwel het Gangolfskerkhof. Dat hoorde bij het Oude of Gangolfs Gasthuis. Bij de grote brand van 1576 is dit gasthuis afgebrand. In 1583 kreeg deze plek de naam Ossenmarkt. Toen de koe- en ossenmarkt in de tweede helft van de zeventiende eeuw verhuisde naar de Koudenhorn, kreeg deze plaats de naam Nieuwe Botermarkt of Oude Ossenmarkt. Sinds 1681 bevond zich hier de ‘suyvelmarkt’. Op Botermarkt 25 staat het pand ‘In ‘t Bruine Peert’. Het huis heeft een fraaie trapgevel uit 1609, met uitgebouwde ontlastingsbogen boven de ramen die rusten op consoles gedecoreerd met leeuwenmaskers. In de gevel ook nog gevelstenen met ossenkoppen. Deze zijn aangebracht door de oorspronkelijke bewoner die vermoedelijk slager was.

Grote Houtstraat 1
De neoclassicistische Verweyhal aan de Grote Markt en Grote Houtstraat maakt samen met de Vleeshal deel uit van Museum De Hallen, onderdeel van het Frans Halsmuseum. De hal is gebouwd in de negentiende eeuw als herensociëteit van de vroegere rederijkerskamer, later culturele gezelligheidsvereniging ‘Trou moet Blycken’. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd het eerdere gebouw van de rederijkers, dat op dezelfde plek stond, te klein. In 1876 schreef de vereniging een prijsvraag uit voor een nieuw ontwerp. De Amsterdamse architect A.J. van Beek mocht uiteindelijk zijn plan realiseren.
De Grote Houtstraat heette aanvankelijk Houtstraat, en voerde naar de Haarlemmerhout.

Groot Heiligland 62
In de architectuurgids van Haarlem valt te lezen dat het Oudemannenhuis is ontworpen door Pieter van Campen, de vader van Jacob van Kampen. Het gebouw uit 1607 is tot 1866 in gebruik als Burgerweeshuis. Vanaf 1866 was het de Burgeravondschool. In 1906 kwam het gebouw in handen van de gemeente Haarlem die het als stedelijk museum (Frans Hals Museum) wil inrichten. Bij de verbouwing bleef de oorspronkelijke plattegrond, de toegangspoort en het hoofdgebouw met de oude eetzaal, de regentenkamers en de ziekenzaal van de oude mannen gehandhaafd. De pilasters aan weerszijden van de halfcirkelvormige entree hebben een Dorisch karakter. De entree is fraai versierd met aanzet- en sluitstukken van bergsteen en een mooi gebeiteld leeuwenmasker. Een sluitsteen is een steen- of steenfragment in de kruin van een boog of ribgewelf. Op de aanzetstenen rust de boog. De portiekbekroning is gereconstrueerd naar een tekening uit 1769. Het bevat wapenschilden tussen twee pilasters. Rechts het schild van Sint Lucas, patroon van het kunstschildergilde, links het wapenschild van het Oudemannenhuis dat bestaat uit twee omkroonde krukken. Bovenop de met een driehoekfronton bekroonde top, een beeld van een oude man met een collectebus. De beelden aan weerszijde van de oude man symboliseren de schilder- en schrijnwerkerskunst. De ramen in de oostgevel zijn voorzien van glas in lood en hebben korfbogen.

Zijlstraat 79
Naast het stadhuis telt de Zijlstraat meer dan vijfentwintig rijksmonumenten, waaronder vele trap- en klokgevels. Het woord zijl betekent ook wel sluis. Deze sluis bevond zich in een singelgracht. Wanneer het Spaarne buiten zijn oevers trad, kon het water via de singelgracht en de zijl worden afgevoerd, zodat het niet in de Haarlemse grachten liep. Bij de sluis bevonden zich het Zijlklooster en de Zijlpoort. Een van de mooiere huizen van Haarlem, op nummer 79 pal tegenover de zijvleugel van het stadhuis, is ook weer van de hand van stadsarchitect Lieven de Key. Het is gebouwd in 1608. Opvallend zijn de versierde tudorbogen boven de ramen, die ondersteund worden door consoles met leeuwen- en kinderkopjes. De tudorbogen zijn naar voren uitgebouwd, daarom worden ze ook wel blindbogen genoemd. De cordonband boven de ondergevel bevat vierkante profielen met teksten. In het midden staat ‘In ’t soet Nederland’. Vermoedelijk is dit huis ooit bewoond door een suikerbakker.

Noorder Schoolsteeg
Op Sint-Nicolaasdag 6 december 1389 schonk Hertog Aelbrecht van Beyeren, destijds de graaf van Holland, een school aan het Haarlemse stadsbestuur. Deze school zou worden geleid door geestelijken. De school werd gevestigd tussen de Noorder Schoolsteeg en de Zuider Schoolsteeg, in een buurtje ten noorden van de Grote Kerk. Het onderwijs werd voor een deel in het Latijn gegeven. Deze school werd daarom ook wel Latijnse school genoemd. Hier werden jongens opgeleid die naar de universiteit zouden gaan en later arts, jurist of geestelijke zouden worden. In 1592 werd de school verplaatst naar een gebouw aan de Jacobijnestraat. De Noorder Schoolsteeg heeft op dit moment geen bebouwing anders dan de muren van tuinen en aangrenzende percelen. Hij komt uit op de Wijngaardtuin, een oase van rust in het hartje van Haarlem met een fraai.

Warmoesstraat
Warmoes is een ander woord voor groente, veelal bladgroente. Waarschijnlijk bevonden zich in de zestiende eeuw in deze straat verschillende warmoezerijen, plekken waar groente werd verhandeld. Meer specifiek wordt met Warmoes ook wel snijbiet bedoeld, met name de variëteit met dikke bladstelen. In de Warmoesstraat bevindt zich het hofje In de GroeneTuyn. Op de gevelsteen boven de huidige bewonersingang aan de Lange Veerstraat is een bloeiende tuin afgebeeld. Tussen 1249 en 1578 grensde de Warmoesstraat aan het toenmalige Karmelietenklooster. Het kloostercomplex besloeg een gebied ter grootte van het huizenblok begrensd door de Grote Houtstraat, de Anegang, de Warmoesstraat en de Spekstraat.

Grote Markt 18
De Vleeshal, die nu onderdeel uitmaakt van het Frans Halsmuseum, is een van de meest uitbundige creaties van de Haarlemse stadsarchitect/stadssteenhouwer Lieven de Key, gebouwd in 1603. De Vleeshal is een prachtig voorbeeld van de noordelijke renaissance. Er zijn veel renaissance-ornamenten toegepast, zoals pilasters, rustica (ruw blokwerk), Toscaanse zuilen (binnen), rolwerken (boven de kelderingangen) en obelisken. Stieren- en ramskoppen op de gevels wijzen op de oorspronkelijke functie van het gebouw. Het gebouw heeft een zogenoemde rolwerkgevel, ook wel krul- of volutengevel genoemd. De gevel versmalt aan beide kanten evenveel. Bij de rolwerkgevel wordt de versmalling aan weerszijden opgevuld met klauwstukken, rolwerken, gebeeldhouwde beelden en soms treden. Sinds 1386 stond op de hoek van de Spekstraat en de Warmoesstraat een vleeshal waar vlees door vleeshouwers (slagers) werd verkocht. De Warmoesstraat heette dan ook heel lang de Vleeshouwersstraat. Eind 1604 namen de slagers hun intrek in het huidige gebouw. De vleeshal bleef als verkoopplaats voor vlees in gebruik tot in de negentiende eeuw. Daarna heeft het diverse functies gehad. Na de tweede wereldoorlog bepaalden burgemeester en wethouders dat het gebouw een tentoonstellingsruimte moest worden.

Rond de Grote Markt
Aan de Grote Markt in Haarlem staat een aantal oude en bekende bouwwerken, zoals de Grote of St.-Bavokerk (ruim 80 meter hoog) en het stadhuis. De Grote Markt heette vroeger ‘het Sant’. Het was het deel van de van noord naar zuid lopende heuvelrug in het veen achter de duinen, waarop Haarlem is gebouwd. De open zanderige vlakte werd oorspronkelijk gebruikt als toernooiveld. Het stadhuis is het enige gebouw met kantelen dat herinnert aan de middeleeuwen. Andere middeleeuwse gebouwen hebben plaatsgemaakt voor trapgevels. In 1429 kreeg de stad tolrecht. In 1573 viel de vesting Haarlem na een maandenlange Spaanse belegering. De Spanjaarden vertrokken in 1577. In 1581 diende Haarlem een claim in bij de Staten van Holland voor de schade die het beleg en de stadsbrand hadden veroorzaakt. Als vergoeding kreeg Haarlem alle in beslag genomen bezittingen van de katholieke kerk. Omdat de stad vol kloosters stond en andere kerkelijke gebouwen, bracht dat voldoende geld in het laatje om de schade te herstellen. Toen de rust in Haarlem was teruggekeerd, kwamen er veel Vlaamse en Franse immigranten naar de stad.

Grote Markt 17
De Hoofdwacht, op de hoek van de Grote Markt en de Smedestraat, is een van de oudste monumenten van Haarlem. Hoofdwacht verwijst naar de functie die het dertiende-eeuwse gebouw waarschijnlijk vanaf de achttiende eeuw had voor de schutterij die als stadwacht fungeerde. Historische gegevens en bouwsporen duiden erop dat de oudste delen van het gebouw uit de dertiende eeuw stammen. De oostelijke muur aan de Smedestraat is het oudst bekende metselwerk van Haarlem. In de eerste jaren is de Hoofdwacht gebruikt door de Graven van Holland. Van 1250 tot 1350 was het gebouw in gebruik als stadhuis. Het pand heeft in de loop der eeuwen verschillende vergrotingen en verbouwingen ondergaan. De classicistische voorgevel is van 1641.

Rondom het centrum

In dit deel monumentale gebouwen van Haarlem buiten de grachten en singels. Het boekje is een herdruk van deel 2 met de titel Buitenstad. Deze titel heeft de titel gekregen Rondom het centrum. Het boekje bevat vrijwel allemaal nieuwe tekeningen en meer dan vijftig extra tekeningen ten opzichte van het eerder verschenen tweede deel.

Haarlem moet je zien - Rondom het centrum

Uitgave: svdb beheer bv, Haarlem 2022

Samenstelling, Illustraties, vormgeving: Sak van den Boom

Auteursrecht© voorbehouden aan svdb beheer bv, Haarlem

ISBN/EAN: 978-94-643755-4-1

Amsterdamsevaart
Deze poort heette oorspronkelijk Spaarnwouderpoort, omdat de weg in de periode dat de poort gebouwd is, van Haarlem via Spaarnwoude naar Amsterdam liep. Nu spreken we van de Amsterdamse Poort. Hij is rond 1400 gebouwd tijdens de eerste uitbreiding van de stad. Haarlem had ooit twaalf poorten. De Amsterdamse Poort is de enige die overgebleven is. De poort heeft veel oorlogen overleefd. Aan de voet van de poort bevinden zich overblijfselen van de oude stadsmuren. De Amsterdamse Poort is een imposant bouwwerk. De gotische hoofdpoort heeft een overwelfde doorgang met zware deuren en een smallere bovenbouw met weergangen en hoektorentjes. De gevel aan de stadszijde is rond 1613 veranderd. In de poort hangen twee klokken.
De doorgang werd verdedigd vanaf torens die met elkaar in verbinding staan via een lagere in de gracht gelegen voorpoort uit de vijftiende eeuw. De voorpoort heeft twee ronde torens. Net onder de overgang naar de achtzijdige bovenbouw van de torens zit decoratief metselwerk, met wapenschilden van Haarlem en Oostenrijk. De bakstenen poort is versierd met witte natuurstenen blokken en biezen, zogenoemde speksteenbanden.

Buitenrustlaan 29
Vlietsorg is een rechthoekig ondiep landhuis dat aan het Zuider Buiten Spaarne ligt. Het is versierd met empire- en Louis Seize-motieven en heeft een balustrade langs de daklijst met brandende urnen. De muren zijn wit gepleisterd. Rechts van het paviljoen staat het oorspronkelijke koetshuis. De empire- en Louis Seize-stijl kenmerkt zich door een grote voorliefde voor de Romeinse oudheid, passend bij de stijl die in Frankrijk na de Franse revolutie opgang deed. Napoleon drukte er een stevig stempel op.
Vlietsorg is gebouwd tussen 1638 en 1670. Lodewijk Napoleon, koning van Holland, kocht Vlietsorg in 1808. Hij liet een weg aanleggen naar zijn landgoed Welgelegen, het huidige provinciehuis, aan de Hout met onder meer een brug over de Kleine Houtweg. Welgelegen heette in die tijd ook wel Het Paviljoen. Vlietsorg dank daaraan zijn tweede naam ‘Klein Paviljoen’.

Burgwal 111
Dit pand heeft een tuitgevel met een pilaster en een tussentrap. Volgens de aanduiding op de gevel is het pand in 1660 gebouwd. Een tuitgevel is een sterk versoberde vorm van een trapgevel. De gevel loopt schuin op en eindigt in een tuit, een smalle rechthoekige hals. Soms ligt er een zandstenen plaat op, af en toe een fronton. Dat is een driehoekig of rond gebogen vorm, soms versierd. Aan de zijkanten van het dak bevinden zich doorgaans platte stukken, de zogenoemde schouders. Deze hebben soms een gekrulde vorm, men noemt dat een voluut. De schuin naar boven lopende kanten zijn afgewerkt met een gemetselde rollaag.
In de achttiende en negentiende eeuw zijn veel trap- en halsgevels vereenvoudigd tot tuitgevels. De tuitgevel van dit adres heeft een tussentrap. De traptreden rechts en links zijn door gemetselde band met elkaar verbonden. Bij de schuin oplopende kanten is het metselwerk versterkt met zogenoemde vlechtingen, dat wil zeggen de muur wordt afgesloten met metselwerk in de vorm van driehoeken die in het gewone metselwerk grijpen. De lagen hiervoor staan gewoonlijk loodrecht op de lijn van de helling. Deze vlechtingen zijn belangrijk voor de stabiliteit van het metselwerk, en zijn bijzonder decoratief.

Crayenesterlaan 142
De Crayenesterlaan dateert uit 1911. Het stratenplan van dit deel van Haarlem, voorheen Heemstede, is gemaakt door tuinarchitect Leonard Springer. In 1927 direct na de annexatie van dit gebied door Haarlem, is Huize Crayenburgh gebouwd naar een ontwerp van A.D.N. van Gent en K. Jonkheid. De kasteelachtige villa is gebouwd in opdracht van burgemeester C. Maarschalk. Op het torentje bevindt zich nog altijd het familiewapen met drie vissen. In februari 1927 nam de Tweede Kamer het wetsontwerp aan waarin de grenzen van de gemeente Haarlem en Heemstede opnieuw werden bepaald.
Aan de zuidkant kwam de grens van de stad te liggen bij de Crayenestervaart.

Dreef 10-12
Op nummer 10 staat het pand Houtlust, een buitenhuis uit 1896 met een uitge-bouwde voorgevel uit de negentiende eeuw. Het pand heeft een monumentaal karakter.
Het huis op nummer 12 heeft de naam Dreefsigt. Ook dit buitenhuis is gebouwd in 1896. In 1583 verwierf Haarlem de Hout in erfpacht. Aanvankelijk als bos voor de productie van hout, maar gaandeweg werd het ook een wandelbos, bedoeld voor de gegoede burgerij. Dreef en wandelbos waren in het begin van de achttiende eeuw afgesloten met slag-bomen. Tussen de Grote Houtpoort en het bos ontstond een wandeldreef. Er kwamen vrij snel herbergen en tapperijen, omdat men buiten de stad accijnsvrij alcohol kon schenken. De huidige Dreef tussen Baan en Paviljoenslaan ademt nog de sfeer van de negentiende eeuw. Sinds het midden van de negentiende eeuw is de Dreef door de aanleg van een grindweg een directe verbinding met Heemstede geworden. De bebouwing dateert uit die periode.

Fonteinlaan 1
In 1840 ontwierp Zocher junior Dreefzicht, in opdracht van de Haarlemse rederijkers-kamer Trou moet Blijcken. Deze vereniging wilde graag een buitensociëteit in de Haarlemmerhout. Het gebouw dankt zijn naam aan het feit dat het oorspronkelijke op een terp stond aan het einde van de Dreef. Het gebouw was toentertijd omgeven door gazons met grote bomen.
Het is van oorsprong een laag neoklassiek paviljoen met gepleisterde gevels. Het pand heeft pilasters met kapitelen die Zocher ontleende aan het Frans neoclassicisme. In 1964 is het pand met een extra verdieping uitgebreid. De zuid-
gevel met halfronde erker is het meest authentiek.

Fonteinlaan 11
Toen J.D. Zocher in 1837 voor de Haarlemmerhout een ontwerp maakte in Engelse landschapsstijl kochten Xavier de Severin Stoffels en Maria Charlotte Freude de herberg Het Wapen van Amsterdam.
In 1861 deden ze deze weer van de hand. Deze herberg komt voor in het boek Camera Obscura van Hildebrand, een pseudoniem van Nicolaas Beets. Het gebouw is in 1908 gesloopt. Er kwam een door de bekende in Haarlem geboren architect Jack London kapitale villa voor
in de plaats De villa kreeg de naam Hildebrand. In de gevel is het wapen van Amsterdam gemetseld als verwijzing naar de uitspanning die er ooit stond. Bij dit type gevel met hollingen en bollingen spreekt men van gezwenkte contouren. Net als de natuurstenen raamomlijstingen en de zuilen van de ingangspartij zijn ze ontleend aan de Hollandse en Franse barok. Het huis heeft er een deftig vroeg-achttiende-eeuwse uitstraling door gekregen.

Heussenstraat
Dit is de Schoterveense molen, een wipwatermolen met scheprad. Vermoedelijk is deze molen van de voormalige Schoter Veenpolder in het tweede kwart van de zeventiende eeuw gebouwd. Hij bemaalde oorspronkelijk de ca. 205 ha. grote Schoterveenpolder via een lange veenboezem op het Noorder Spaarne. De ondertoren is gedekt met verticale zwart geschilderde messing- en groefdelen. Ook het bovenhuis is met dergelijke delen afgewerkt. De kap is gedekt met verticaal zwart geschilderde gepotdekselde planken. In verhouding tot het wiekenkruis heeft deze molen een uiterst snel draaiend scheprad, waardoor de molen veel water kan verzetten.

Hoofmanstraat 6
Voor woningbouwvereniging Rosenhaghe ontwierp van Loghem 139 woningen, drie winkels en een gemeenschapsgebouw. De woningen zijn gebouwd op de grond van de gelijknamige buitenplaats Rosenhaghe. Net als bij Tuinwijk-Zuid is de vlakke straatwand doorbroken. De woningen zijn gericht op de achtertuinen. Keukens en bergingen bevinden zich aan de straat in uitbouwen. Brede overstekken en opgemetselde muurdelen zorgen voor horizontale en verticale accenten. Van Loghems voorkeur voor kubistische architectuur blijkt duidelijk uit deze bouw. Zijn huizen worden gekenmerkt door kubistisch-expressionistische vormen_bouwmassa en ver uitstekende platte daken. Het wijkgebouw in de wijk heeft torens als accent.

Houtmarkt 5
Dit markante pand op een van de mooiste plekjes in Haarlem maakte in vroeger tijden deel uit van bierbrouwerij het Scheepje op nummer 7 en kwam daarna in gebruik als kaaspakhuis. De gevelteksten herinneren daar aan. Weer later werd het onderdeel van het complex van drukkerij Verhout&Van Sluyters.

Kleverparkweg 15 A
De Heilig Hartkerk is een voormalige rooms-katholieke kerk aan de Kleverparkweg. Het is een neogotische hallenkerk die in 1902 is gebouwd door architect Peter Bekkers. Een hallenkerk is een kerk met meer beuken. De zijbeuken zijn vrijwel even hoog en breed als de middenbeuk. De vorm is ontleend aan
de romaanse architectuur en wordt veel toegepast in de gotiek.
De driebeukige neogotische hallenkerk heeft een transept, dat is een dwarsbeuk,. Uitwendig heeft de kerk een puntgevel
op iedere travee; achthoekige traptorens naast de voorgevel; veelhoekig gesloten koor en zijkapellen; vierkante pijlers met kolonetten en kruisribgewelven. In 1996 is de kerk buiten gebruik gesteld. Kort daarna zijn in het complex appartementen gebouwd.
Op de twee torentjes aan weerszijden van de voorgevel en op het kruisingstorentje hebben kruisen gestaan. Deze zijn rond 1992 verwijderd. Vermoedelijk uit veiligheids-overwegingen.

Orionweg 1
Midden in het zogenoemde Zaanenpark aan de Orionweg bevindt zich Huis te Zaanen. Reeds in 1325 stond hier de heerlijkheid Willems Hofstede. Na een verwoestende brand van de oorspronkelijke ridderhofstede ‘Huis te Zaanen’ is in het begin van de achttiende eeuw dit huis opgetrokken. De brand was een wraakmening op de moord op Floris de V door de edelen waaronder Willem van Zaanen. De gevel is symmetrisch ingedeeld.
De gevels zijn gepleisterd en vervolgens wit geschilderd. Op de nok van het dak
is een klokkenstoel aangebracht. In het begin van de vorige eeuw liet de toenmalige eigenaar Bredius het huis na aan de gemeente onder voorwaarde dat het een nuttige, educatieve bestemming zou krijgen. Huis te Zaanen is nu onder meer in gebruik als vergaderlocatie.

Prinsessestraat 2
Dit huis is gebouwd in Engelse Landhuisstijl naar ontwerp van P. Kuiper rond 1910. Het grondplan is rechthoekig. Het muurwerk bestaat voor wat betreft de onderste helft van de parterre uit rode baksteen en is daarboven witgepleisterd. Het pleisterwerk boven de ingangspartij wordt tot in de geveltop gedeeld door verticaal vakwerk. De meerruitsdraai- en schuifvensters zijn ondergebracht in zogenoemde bay-windows. Dit zijn driezijdige erkers.

Slaperdijk 200
Tolrecht is het recht van de beheerder van een vaarweg of landweg een heffing op te leggen. Deze tol wordt vaak geheven aan de ingang van de tolweg, bijvoorbeeld
in een tolhuis, tolhek, tolboom, tolpaal, tolpoort of tolgaardershuis, een plek
die ook wel kortweg tol wordt genoemd. Dit huisje aan de Slaperdijk is een tolgaardershuis. Vanaf de 17e eeuw begon de handel over land te groeien en werden betere wegen aangelegd, die werden bekostigd met wegtollen. Dit bleef zo tot 1811, toen Napoleon bij decreet alle rijkstollen afschafte in Nederland. Daarvan uitgezonderd waren de tollen die door gemeenten en particulieren werden geheven. Koning Willem I herstelde het oude systeem echter weer in 1815 zodat hij een impuls kon geven aan de weg- en waterbouw. Tolheffing werd nu ingesteld volgens een vast stramien. De tol werd geheven door een tolpachter wanneer het om een particuliere weg ging en door een tolgaarder (ambtenaar) wanneer het om een rijksweg ging. Uiteindelijk werden op 1 mei 1900 alle rijkstollen afgeschaft.

Markant Schalkwijk en zijn straatnamen

Op 1 oktober 1963 werd Zuid-Schalkwijk officieel onderdeel van de gemeente Haarlem en werd daarna bebouwd. In Schalkwijk bevinden zich vier rijksmonumenten, waaronder drie historische windmolens plus een grenssteen. Schalkwijk omvat vier wijken en buurtschappen, die zich van elkaar onderscheiden door de naamgeving van de straten. Wolter Dolfing (1928) heeft zich meer dan twintig jaar bezig gehouden met de herkomst van de straatnamen. Samen hebben we een zo volledig mogelijk overzicht gemaakt van de Schalkwijkse straten anno 2022. Ik heb daar 115 markante bouwwerken
van Schalkwijk in tekening aan toegevoegd.

Haarlem moet je zien 7 - Markant Schalkwijk en zijn straatnamen
Uitgave: svdb beheer bv Haarlem 2023
Samenstelling, illustraties, vormgeving: Sak van den Boom en Wolter Dolfing
Eindredactie bijschriften: Nick Nuyens, Genootschap Oud Schalkwijk-Haarlem
Auteursrecht © voorbehouden aan svdb beheer bv Haarlem
ISBN/EAN: 978-94-643794-7-1

Noord Schalkwijkerweg (Overhout)

In 1662 stond er aan deze straat een boerenhofstede onder de naam Overhout. In 1729 was er voor de eerste keer sprake van de ‘buytenplaats Overhout’. Later, in 1800 was er kennelijk nog alleen sprake van een pachtboerderij en in vijf jaar later was er sprake van een ‘geweezene hofsteede Overhout’. De oude boerderij werd in 1889 gesloopt en vervangen door een nieuw gebouw.

Muntstraat

Woningen van 1990 voorzien van grasdaken. De bebouwing in deze straat is zogezegd natuur-inclusief. Munt is het kruid van de gastvrijheid, in zuidelijke streken staan de planten om die reden traditioneel aan de voorkant van het huis.

Spijkerboorweg

Midden in Meerwijk ligt de Spijkerboor, een van de oudste straten in de wijk. Deze weg verbond Vijfhuizen met Zuid-Schalkwijk. De naam is mogelijk afgeleid van een oude handboor waarmee vierkante spijkers konden worden ingedraaid. Schalkwijkers kennen deze straat waarschijnlijk vooral vanwege het Spaarne Scholen Gemeenschap, de SSG.

Nu heet het daar Aziëpark en staan er verschillende opvallende woontorens zoals parktorens Bossa en Nova. De gebouwen zijn bronskleurig.

Noord Schalkwijkerweg 133 

Ankies Hoeve, gebouwd in 1929 en vernoemd naar Ankie Beels. De hoeve lag tegenover Café Het Spaarne.

Park Oosterspaarn

Deze villabuurt ligt in Zuidschalkwijk, oorspronkelijk: Zuid-Schalkwijk, Vijfhuizen en Nieuwerkerk aan de Drecht. Het is de naam van een ambachtsheerlijkheid ten zuidoosten van Haarlem. Nadat Nieuwerkerk in de loop van de zeventiende eeuw stapsgewijs door het Haarlemmermeer was verzwolgen,bestond de ambachtsheerlijkheid nog uit de Verenigde Groote en Kleine Polders met de buurtschap Zuid-Schalkwijk en de Vijfhuizerpolder met de buurtschap Vijfhuizen.

Kadijklaan

Deze woontoren draagt de naam De Hoofmeester. Het complex ligt aan de Hofvijfer in de wijk
De Entree’ in de Roomolenpolder-oost-buurt. De straat is vernoemd naar de Lage Kadijk. Het is een van de
oudste weggetjes in Schalkwijk. De weg loopt tussen de Verenigde Groote en Kleine Polders en verbindt
Zuid-Schalkwijk met Molenwijk.

Prof. Eijkmanlaan

Dit kerkgebouw (Moeder der Verlosserkerk) uit 1964 vormt een toonbeeld van naoorlogse kerkbouw en kerkelijke ontwikkeling in Nederland en Haarlem. Wat betreft de architectuur- en kunsthistorisch is de kerk van grote waarde want het combineert een eenvoudige en zakelijke vorm met uitbundige en kleurrijke glaskunst. De kerk is gewijd aan de Mariaverschijning in het Belgische Banneux. Voor de kerk staat het kunstwerk ‘de Mystieke Roos’, van Cornelis Leonardus Borst.

Zuid Schalkwijkerweg

Een bewijs dat Suyt-Scalcwijck vroeger een belangrijke gemeente of ‘heerlijkheid’ was, is er nog steeds. Zo ligt er een voormalig Raadhuis aan de Zuid Schalkwijkerweg op nummer 45 tegenover de vogelbroedweilanden. Aan de zijkant van de woning is een klein raam met tralies. Was dit wellicht een kleine gevangenis? Dat was heel gebruikelijk voor een raadhuis of ‘schoutenhuis’ zoals het vroeger werd genoemd. In de voormalige koeienschuur aan de achterzijde was ooit een brandweer gehuisvest.

Jaagpad

Vanaf de zeventiende eeuw werden aan weerszijden van de Schalkwijkerweg enkele buitenplaatsen aangelegd en herenboerderijen gebouwd. Het jaagpad direct langs het water dateert uit de achttiende eeuw. Het jaagpad maakt onderdeel uit van het Sint Willibrorduswandelpad. Een wandelpad van 225 km van Utrecht via Amersfoort, Weesp, het Amsterdamse Bos, Haarlem naar Alkmaar.

Rivièraplein

In 1984 werd een plan ontwikkeld voor de hersituering van de torenspits van de in
1983 gesloopte neogotische kerk Onze Lieve Vrouw van de Heilige Rozenkrans en de Heilige Dominicus, beter bekend als de Spaarnekerk. De kerk bevond zich aan de overzijde van ‘t Spaarne vlak bij de brug met de bijnaam ‘De Verfroller’. Besloten werd de spits een plek te geven bij het winkelcentrum Schalkwijk en wel als bekroning van een nieuw te bouwen achthoekige kiosk. Deze werd gesitueerd op de zuidwestelijke hoek van het terrein, aan het

Engelandlaan

‘Scalc’ betekent ‘knecht’ en ‘wijck’ een woonplaats. Het overstroomde frequent. Vandaar dat ‘Slot Nieuwerkerk’ niemand nog bekend in de oren klinkt. Het is weggespoeld. Alleen in ‘Schoolenaer’ (het wijkje aan de Zuid Schalkwijkerweg) verwijst een straat naar het slot.

Ceylonpoort
Dit voormalige hoofdkantoor van VNU wordt verbouwd tot een woontoren. Met het vervangen van de gevels en het aanbrengen van balkons krijgt het gebouw letterlijk een nieuw gezicht. Bovendien worden op het gebouw enkele penthouses gerealiseerd. Er zijn zelfs plannen voor een nieuw zwembad op de plaats van de busremise.